Ik heb ook met een aantal groepssessies meegedaan. Op initiatief van mijn therapeut en haar collega werden meerdere clienten samengebracht, om te kijken of dat een aanvullend effect had. Dat had het. De veilige individuele therapiesfeer viel weg, maar hier kon ik leren dat ik ook met anderen bij mezelf kon blijven. Dat is iets anders dan alleen mezelf volgen; wat we leerden was is spelen met meegaan en niet meegaan. Open gaan, dicht gaan en weer opengaan. Daar alert op zijn.
We gebruikten verschillende materialen. We zaten op een skippybal in een kring, leunden tegen een ballon of kwamen in tweetallen tot evenwicht op een loopplankje. Ondanks dat ik vooraf dacht te snappen waar een oefening voor bedoeld was, zorgde het uitvoeren ervan dat ik op een ander, onverwacht niveau contact kon maken.
De therapie in het dagelijks leven
Sinds die ‘verrassing’ ervaar ik die ‘onderlaag’ ook buiten de therapieruimtes. Het is de dimensie die je ook bij yoga kan voelen, maar bij haptotherapie zie ik dat deze meer geactiveerd wordt en dat het me meer vertelt. Het is een andere taal, die je kunt gebruiken naast het denken. Het maakt me als mens rijker in mijn werk maar ook in liefdes- en familierelaties.
Een voorbeeld van hoe ik de therapie in het dagelijks leven toepas, is als ik een presentatie moet geven. Het ‘vergeten’ kind zijn zegt mij dan dat ik niet serieus genomen zal worden. Een collega kan dan goedbedoeld zeggen: “Je hebt toch een goed verhaal, het komt wel goed.” Maar dat zijn rationele overtuigingen, ik voel het niet. Op zo’n moment moet ik het alleen oplossen. En dat kan met mijn lijf, dat dus groter blijkt te zijn dan mijn hoofd.
Bij gebrek aan een ballon stop ik op mijn bureaustoel een trui achter mijn rug. Daar ‘leun’ ik dan even tegenaan. Daarna zit het publiek in mijn gevoel minder op mijn huid. Vanuit die ruimte durf ik meer.
Een andere oefening die ik regelmatig doe, is ‘even goed gaan staan’. Kijken of ik als het ware door de grond heen kan, wortels onder mijn voeten kan krijgen. Hierdoor kan ik beter ontspannen en meer vertrouwen op wat er dan ook komt.
Ik maak ook bewuster gebruik van mijn hoogsensitiviteit. Als ik een ruimte binnenkom, peil ik waar ruimte is. Waar ik ruimte voel, ga ik contact maken. Waar ik geen ruimte voel, ga ik niet (meer) zo hard aan het werk zoals vroeger, uit een gevoel van onveiligheid.
Ik tast de situatie dus af: misschien kan iemand anders ruimte maken? Intussen kijk ik wat er in mijn lichaam gebeurt. Ik check waar ik onrust voel en wat ik kan loslaten. Dit heb ik echt geleerd bij haptotherapie. Meer afwachten en verstillen.
In mijn omgeving vinden sommigen het vaag om zo bewust met voelen bezig te zijn. ‘Het leven moet geleefd worden’. Maar laat dat nu net mijn lijfspreuk zijn! Door te weten waar ik ben, kan ik mijzelf in dat leven meenemen. Da’s toch de bedoeling lijkt me. Voelen is ruimte innemen en daardoor verlopen dingen anders. Ik gun iedereen een therapeut die dat niet alleen uitlegt, maar het de client zelf laat beleven.
Ik ben en blijf een denker en een doener. Maar bij haptotherapie heb ik de taal van het doorvoelen geleerd. Of eigenlijk heb ik die teruggekregen, want deze lag onder wat beschermlagen verstopt. Ik hoop mijn kinderen nu al mee te geven dat oplossingen bijna altijd bij een ruime adem beginnen. Eerst ruimte, dan de rest. Zonder haptotherapie was me dat niet zo helder geworden.