Tijdens de oefening lag ik op mijn buik op de bank en kneep de therapeut stevig in mijn heupen. Ze vroeg me te beschrijven hoe prettig of onprettig dit was. Vervolgens legde ze haar hand op mijn rug en vroeg ze me te proberen haar helemaal ‘toe te laten’. Hier was even de tijd voor, en na een tijdje kreeg ik inderdaad het gevoel dat ze als het ware in mij overliep. Hierna herhaalde ze het knijpen in de heupen, wat ineens heel anders voelde dan daarvoor: een stuk prettiger. Door het oefenen met het openstellen voor de aanraking, creëerden we een veilig gevoel, vanuit rust, waardoor de aanraking veel beter te verdragen was. Om het verschil te illustreren vroeg ze me hierna om het tegenovergestelde te doen: haar proberen helemaal buiten te sluiten, echt te 'coconnen'. Het knijpen in de heupen was daarna echt een heel stuk onprettiger. Ik vond het bizar hoe groot het verschil was.’
Hoofd en hart in balans
‘Mijn haptotherapeut maakte na deze oefening duidelijk dat het openstellen of afsluiten voor anderen iets is wat je eigenlijk de hele dag door doet, bewust en onbewust. Die interne instelling heeft effect op je interactie met anderen. De simpele aanrakingsoefening had me daarmee een best fundamenteel inzicht gegeven. In het vervolg had ik dit vaker bij haptonomie: de oefeningen waren altijd heel eenvoudig, maar heel effectief. De analogie naar het dagelijks leven was telkens snel gemaakt.
Tijdens de daaropvolgende sessies was er een afwisseling van gesprekken en oefeningen. Mijn eigen traject werd gekenmerkt door weinig aanrakingsoefeningen op de bank en relatief veel gesprekken, maar dit ziet er voor iedereen natuurlijk anders uit. Door mijn analytische focus wil ik graag veel praten om dingen uit te vogelen. Gezien mijn hulpvraag lag daar wel ook meteen een risico. Mijn therapeut herkende precies wanneer het weer tijd was voor een oefening. Ze voelde naadloos aan wanneer het nodig was om me even een spiegel voor te houden, zodat we daar weer op door konden gaan.’
Grenzen aangeven
‘Bij één van die oefeningen stonden de therapeut en ik aan weerszijden van de kamer en zij kwam op mij aflopen. Ik moest aangeven wanneer ik het te dichtbij vond, wanneer ze ‘in mijn zone’ kwam. Gek genoeg kon ik voor mezelf precies aanwijzen waar die plek was, maar kon ik dat niet uitspreken en haar dus ook niet stoppen. Ik kreeg het echt niet voor elkaar, kreeg het niet aangegeven.
We bespraken dat als ik niet aangeef wat mijn grens is, anderen er makkelijk overheen kunnen gaan. Dit bleek een totaal onbekend concept voor mij. Grenzen, je eigen ruimte en het feit dat iemand hier overheen kan gaan – daarvan had ik helemaal geen gedragsherinnering. Het kwartje viel dat ook ík, net als iedereen, grenzen heb en een bepaalde ruimte voor mezelf nodig heb. Ik begon me af te vragen hoe ik dit in het verleden dan deed.
De oefening hebben we meerdere keren herhaald. Op een gegeven moment gaf de therapeut aan dat ik de grens ook met mijn handen mocht aangeven, in plaats van met woorden. Dat lukte wel. De oefening liet voor mij heel duidelijk zien dat ik moeite had met aangeven wanneer ik iets niet prettig vind. Ik realiseerde me dat aangeven of je iets wel of niet wilt, in feite ook een stukje van jezelf tonen is. Van je grenzen en je behoeftes. Dat is kwetsbaar en dat had ik niet geleerd te doen en te zijn. Dat inzicht stelde ineens een hele wereld van weggestopte gevoelens bloot, die ik niet had kunnen aangeven, omdat de kwetsbaarheid me daarvan weerhield. Schijnbaar is er ooit iets gebeurd in het verleden, dat ervoor heeft gezorgd dat ik een muur heb opgetrokken.’
Neem je ruimte
‘Een andere oefening die we hebben gedaan, is met een medicijnbal. De therapeut en ik zouden hier met zijn tweeën op gaan zitten. Ik mocht zeggen wie er eerste zou gaan en suggereerde de ongewone optie ‘tegelijk’. Terwijl we gingen zitten, bleek ik van tevoren al super veel rekening te houden met het overlaten van voldoende ruimte voor de ander. Hier was ik me helemaal niet van bewust. Dat het voor mij heel gewoon leek, liet me zien dat ik wellicht overmatig veel rekening houd met anderen.
Vervolgens gingen we om de beurt zitten, ik als eerste. In eerste instantie liet ik weer zoveel mogelijk ruimte over voor de ander. Tot de therapeut aangaf gewoon eens te gaan zitten zoals ik zelf graag zat. Ik ging midden op de bal zitten en zij kwam erbij. We bleken beiden prima te zitten, en ik zat zelf een stuk prettiger dan bij de eerdere oefeningen.
De oefening was een test rondom het innemen van ruimte, en de analogie naar het dagelijks leven die de therapeut erbij maakte vond ik ijzersterk: als jij niet duidelijk bent over de ruimte die jij nodig hebt, moet de ander daarop anticiperen. En dat gaat mis. Mensen kunnen niet voor jou denken of inschatten hoeveel ruimte jij nodig hebt. Dus je kunt het beste altijd eerlijk zijn over jouw behoeftes en de ruimte die daarbij hoort. Als de ander dat ook doet, kom je gezamenlijk tot een compromis dat voor iedereen werkt. Dat is representatief voor zo veel sociale contexten. Van heel plat de ruimte die je inneemt in de trein, tot veel abstracter de dynamiek van gelijkwaardigheid in vriendschappen.’
Een reset
‘Ik kijk terug op mijn reis van haptotherapie als een heftig en extreem leerzaam jaar. Ik ontdekte ontzettend veel over mezelf. Ik zette eerste stappen in het vinden van balans tussen het hoofd en het hart, door steeds meer ruimte te geven aan dat hart. En daarmee kwamen ook hele nieuwe kanten van mezelf naar boven. Dat zorgde ervoor dat ook grote delen van mijn hele zelfbeeld overhoop gingen.
Wie ik was, wat ik deed, vond, zei etcetera was gebaseerd op een oud beeld van mezelf, en ineens werd dat gevoed door een hele nieuwe bron. Je zou het bijna een reset kunnen noemen. Dat was niet altijd makkelijk, en er is nog steeds ontzettend veel te ontdekken. Het heeft me echter nu al een veel rijker, evenwichtiger, authentieker persoon gemaakt en daar ben ik al intens blij mee. Ik zal de haptotherapeut daar altijd dankbaar voor zijn.’